Harry Geels: Drie bijzondere conclusies over de stijgende inflatie

Harry Geels: Drie bijzondere conclusies over de stijgende inflatie

Inflation
Harry Geels

Door Harry Geels

In december 2021 liep de inflatie in de EU verder op tot wel 5%. Nederland lag met 6,4% boven het gemiddelde. Wat betreft de inflatie zijn er drie opvallende ontwikkelingen te zien: het aanhoudende geloof in de tijdelijkheid van de inflatie, de grote verschillen tussen landen en de uiteenlopende inzichten over de oorzaken van de prijsstijgingen.

De in 2021 sterk opgelopen inflatie is een van de hoofdthema’s van economiepagina’s van zo goed als alle media. En dat is logisch, want inflatie raakt direct onze koopkracht. Als die oploopt tot bijvoorbeeld 5%, dan betekent dat € 2.500 jaarlijks koopkrachtverlies voor iemand met een salaris van € 50.000. Bovendien is inflatie een ‘wealth transfer’ van spaarders en gepensioneerden naar schuldenaren.

De negatieve gevolgen voor inflatie mogen nooit worden onderschat. Ernest Hemingway omschreef het fenomeen van prijsontwaarding toepasselijk als volgt: ‘The first panacea for a mismanaged nation is inflation of the currency; the second is war. Both bring a temporary prosperity; both bring a permanent ruin. But both are the refuge of political and economic opportunists.’

Drie bijzondere ontwikkelingen

Nu is er iets bijzonders aan de hand. Inflatie wordt door de monetaire autoriteiten gebagatelliseerd. De oxymoron ‘tijdelijke inflatie’ blijft maar rondgaan, terwijl deze überhaupt niet bestaat, zoals ook toegelicht in deze column. Sterker nog, het is de laatste maanden nog erger geworden: er zijn nieuwe kluchtige termen als ‘pandemie-’ of ‘vluchtige’ inflatie bedacht.

Wat de laatste maanden verder opvalt, is dat inflatie niet overal even hard opspeelt. In de VS is inflatie bijvoorbeeld harder gegaan dan in Europa. Dit is een interessant gegeven dat nader uitgediept moet worden. Verder worden er uiteenlopende verklaringen voor inflatie gezocht. Inflatie is toch maar een lastig grijpbaar spook.

[1] De mythe van tijdelijkheid houdt aan

Nu inflatie oploopt tot ruim boven de 2%, hebben centrale banken een autoriteitsprobleem. Een probleem dat ze overigens zelf hebben gecreëerd door zich een inflatiedoel op te leggen. Ze wuiven daarom graag de hoge inflatie weg als tijdelijk. Maar tijdelijkheid bestaat alleen als prijzen later weer gaan dalen, hetgeen in de praktijk zelden voorkomt en gezien de huidige ontwikkelingen voorlopig ook niet waarschijnlijk is. Het is opvallend hoe vaak de centrale banken inflatie geringschatten als tijdelijk, of iets vergelijkbaars.

De hoofdeconoom van de ECB, Philip Lane, zei bijvoorbeeld dat het hoge inflatiecijfer deel uitmaakt van wat hij een ‘pandemische inflatiecyclus’ noemt (ja, corona krijgt ook overal de schuld van). En Ignazio Visco, gouverneur van de Bank of Italy, zei laatst dat hij ‘geen onderliggende redenen voor structurele inflatie’ zag. De lonen worden volgens hem ook niet verhoogd. Ik weet niet of hij hier zo stellig over kan zijn, omdat het in diverse landen standaard is inflatiecompensatie in de (arbeids)contracten op te nemen. Bovendien verschillen landen wat betreft krapte op de arbeidsmarkt.

[2] De grote onderlinge inflatieverschillen zijn interessant

Wat verder opvalt, is dat niet ieder land even hard getroffen wordt door inflatie. In de VS liep de inflatie in december 2021 uit op 7%, terwijl het EU-gemiddelde op 5% uitkwam. Deze verschillen zijn interessant. In de VS is helikoptergeld uitgegeven. Iedere Amerikaan heeft twee keer een check gekregen, hetgeen gebeurde middels een een-tweetje: de Amerikaanse overheid gaf obligaties uit en de Fed kocht die grotendeels op door nieuwe dollars te drukken.

Het is kort door de bocht zoals in Milton Friedmans ‘The Optimum Quantity of Money’ staat geschreven: wie de geldhoeveelheid excessief vergroot, krijgt er inflatie voor terug.

Figuur 1: Cartoon: spaar- (en helikopter)gelden inflateren weg

25012022-Harry Geels-Figuur 1

Bron: Raeside/Dr. Thorsten Polleit

Het is verder opvallend dat er in de EU grote inflatieverschillen zijn per land. Zoals Figuur 2 laat zien, heeft Estland bijvoorbeeld 12%, maar Portugal ‘slechts’ 2,8% inflatie. Dat komt gedeeltelijk door andere inflatieberekeningen. In sommige landen wordt er minder verdiend, waardoor bijvoorbeeld de sterk gestegen energieprijzen relatief zwaarder wegen (zoals in Estland), in andere landen zijn energieprijzen gereguleerd (zoals in Portugal) of is de energieprijs door belastingen al erg hoog, waardoor die procentueel minder hard stijgt.

In het artikel De inflatiecijfers in eurolanden verschillen en dat kan een probleem zijn’ proberen de economen Bert Colijn van ING en Bas van Geffen van Rabobank per land nadere inflatieduiding te geven.

Figuur 2: Inflatie in Nederland hoger dan gemiddeld (inflatie eurozone december 2021)

25012022-Harry Geels-Figuur 2

Bron: Eurostat/NOS

En passant legt bovenstaand plaatje nog een weeffout in het eurosysteem bloot: ‘one size [één munt en één rentetarief] does not fit all’.

[3] Uiteenlopende visies

De laatste interessante conclusie van de afgelopen maanden is dat er veel verschillende visies zijn op de vraag waarom inflatie nu toch zo hoog is. Interessant was recent de discussie tussen de topeconomen Paul Krugman en Larry Summers. Krugman, die een jaar geleden nog niet bezorgd was over oplopende inflatie, schrijft de prijsontwaarding nu vooral toe aan aanbodproblemen en een krappe arbeidsmarkt en raadt vooral aan niet meer monetair en fiscaal te stimuleren.

Summers ziet het breder: vooral de vraag is nu groter dan het aanbod. Ook ziet hij inflatie als zowel een monetaire als een fiscale aangelegenheid, iets dat de The Economist recent met een artikel onder de titel ‘Has the pandemic shown inflation to be a fiscal phenomenon? eveneens opmerkte. Summers noemt in bovenstaande discussie ook dat bij inflatie mogelijk ‘animal spirits’ als hebzucht een rol kunnen spelen.

Eigenlijk zijn er wel tien factoren die de inflatie bepalen. Centrale banken draaien maar aan twee van die knoppen. Inflatie is een ingewikkeld fenomeen.

Er zijn niet alleen veel factoren bepalend. Diverse hebben ook nog invloed op elkaar. En dan zijn er nog de lastig voorspelbare animal spirits, die vooral tot uiting komen in de omloopsnelheid van het geld. Er is, zoals ook blijkt uit deze wetenschappelijke bijdrage onder de titel Monetary policy without a working theory of inflation’ van voormalig Fed-bestuurder Daniel Tarullo, geen goed werkend model.

Tot besluit

Stellige termen zoals ‘tijdelijke’ of ‘pandemie-inflatie’ doet bijna pathetisch aan. We kunnen hoogstens een ‘best guess’ geven. Kijkend naar de eerder genoemde tien factoren lijkt de inflatie op korte termijn weer wat te kunnen zakken, maar zal die op de langere termijn waarschijnlijk wél structureel hoger komen te liggen dan de doelstellingen. Of, zoals Summers het zegt: ‘the ‘breadth of inflation sources is expanding’ en ‘going back to the 2% target is highly optimistic’.

Collega-columnist Han Dieperink schreef al in de zomer van 2020 dat inflatie op komst zou zijn. Eind 2020 raadde ik in mijn column ‘Inflatie komt terug’ grondstoffen aan als beleggingscategorie om de portefeuille bestendiger te maken tegen de toen nog aanstaande inflatie. De paper The Best Strategies for Inflationary Times, onder andere van de hand van Campbell Harvey, biedt veel wetenschappelijk inzichten over welke categorieën het (ook) goed kunnen doen in tijden van structureel hogere inflatie.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels