Carmignac: Valt er in China nog te beleggen?

Carmignac: Valt er in China nog te beleggen?

China
China (7).png

Door Didier Saint-Georges, Managing Director en lid van het Strategische Beleggingscomité

De afgelopen maanden hebben de Chinese aandelenmarkten een stevige correctie ondergaan. Vooral grote technologiebedrijven kregen klappen doordat Beijing op verschillende vlakken – monetair beleid, regelgeving, fiscaliteit – de duimschroeven aandraaide. Dat leidde tot paniek bij internationale beleggers, van wie er nogal wat snel tot de conclusie kwamen dat beleggen in China plotseling teveel risico inhield.

Het valt ook wel te begrijpen dat beleggers geschokt zijn door de vele eenzijdige beslissingen van de Chinese overheid, die vanuit het niets sancties oplegt aan grote groepen die hun dominante positie zouden misbruiken, fintechbedrijven die de regels rond gegevensbescherming niet zouden naleven, fabrikanten van videospellen die de geestelijke gezondheid van kinderen zouden schaden enz. Bovendien gaan deze strengere regels gepaard met een bijzonder restrictief monetair beleid, terwijl de westerse centrale banken de markten blijven ondersteunen. Als klap op de vuurpijl verkrappen tegelijk de kredietvoorwaarden, in schril contrast met de ongezien soepele financieringsmogelijkheden in Europa en de Verenigde Staten.

Louter beurstechnisch bekeken kan men zich de vraag stellen of deze zondvloed aan slecht nieuws, die duidelijk niet onopgemerkt is gebleven, niet al grotendeels in de koersen verrekend is. Als de bittere pil inmiddels inderdaad zo goed als doorgeslikt is, is de tijd misschien rijp om te 'kopen wanneer het bloed door de straten loopt'. Temeer omdat misbruik van een machtspositie of onrechtmatig gebruik van persoonsgegevens niet het alleenrecht is van Chinese bedrijven. Dat China snel ingrijpt, al is het dan onverhoeds en autoritair, is an sich voor beleggers misschien geen grotere bedreiging dan het vooruitzicht van strengere regelgeving dat de westerse techreuzen de komende jaren als een zwaard van Damocles boven het hoofd zal hangen.

Meer vanuit strategisch opzicht kunnen we die radicaal andere aanpak van het economische beleid in China en het Westen (of op zijn minst de Verenigde Staten) echter misschien ook bekijken als een nieuw speelveld, waarop twee modellen hun superioriteit trachten te bewijzen. Daarbij staat niet bij voorbaat vast dat China aan het kortste eind zal trekken.

De Chinese overheid heeft al een hele tijd (ruw geschat sinds eind de jaren '70, onder impuls van de 'Kleine Roerganger' Deng Xiaoping) begrepen dat zij de politieke ideologie van het communisme moest verzoenen met de economische efficiëntie van het kapitalistische model. Omdat dezelfde oorzaken nu eenmaal dezelfde gevolgen teweegbrengen, bestond de prijs die de Chinese maatschappij voor haar spectaculaire economische ontwikkeling heeft betaald uit een forse toename van de ongelijkheid, die vandaag in niets moet onderdoen voor wat zich in de Verenigde Staten afspeelt. Ook de schuldenlast piekt in het land.

Xi Jinping, de machtigste voorzitter die het Chinese politieke systeem sinds Mao heeft gekend, die op basis van de in 2018 hervormde Chinese grondwet zijn positie misschien wel levenslang kan bekleden, wil dat soort uitwassen beteugelen. De legitimiteit van de Partij staat namelijk op het spel. Bovendien remt de toegenomen ongelijkheid China af in zijn strategische ambitie om voor groei minder afhankelijk te worden van investeringen en te evolueren naar een consumptie-economie. Superrijken hebben weinig consumptiebehoefte, wat voor een groot stuk de nog altijd buitensporig hoge spaarquote verklaart. Het streven om de rijkdom evenwichtiger te spreiden over de middenklasse en 'gemeenschappelijke welvaart' te realiseren, moet dus ook vanuit die economische invalshoek gezien worden.

We mogen de regels die China recent heeft afgekondigd dan ook niet wegzetten als onvoorspelbare grillen van een dictatoriaal regime zoals we die wel vaker zien in opkomende landen (in het bijzonder in Latijns-Amerika), maar moeten ze beschouwen als een rationele ideologische noodzaak om de 'excessen' van een al te tomeloos kapitalisme te corrigeren, ook al blijft dat nog steeds het efficiëntste economische systeem. Beleggers moeten er voortaan dus absoluut rekening mee houden dat in het tijdperk-Xi af en toe de teugels zullen worden aangehaald. Op die voorwaarde blijft het niettemin perfect mogelijk om in China te beleggen. Het land is namelijk hoegenaamd niet van plan de strategische troef die zijn toonaangevende technologiebedrijven vormen te verzwakken en wil ook de bron van financiering die internationale beleggers zijn niet droogleggen. De ideologische ambitie die China in economisch opzicht heeft, is om aan te tonen dat het 'kenmerkende' Chinese politieke systeem de efficiëntie van het kapitalistische economische systeem kan benutten zonder de uitwassen ervan te ondergaan.

De Chinees-Amerikaanse ideologische rivaliteit wakkert zo een nieuwe 'koude oorlog' aan, een feit dat noch China, noch de Verenigde Staten onder stoelen of banken steken. Decennialange economische en financiële overmacht heeft de Verenigde Staten een beslissend geopolitiek voordeel opgeleverd (waardoor zij uiteindelijk ook de vorige koude oorlog met de USSR hebben gewonnen). De kloof met China is volgens diezelfde maatstaf vandaag heel wat kleiner.

Bovenal kan China echter in de vlucht vooruit naar ongeziene begrotingstekorten, overheidsschulden en geldcreatie waarvoor de Verenigde Staten vandaag kiezen, op lange termijn de achilleshiel van het westerse economische model zien. Als China vandaag de kredietvoorwaarden verstrengt terwijl de Verenigde Staten nog lang niet van plan zijn de rente te verhogen en het begrotingstekort verder laten oplopen, is dat niet alleen omdat de conjunctuur zich er in een andere fase bevindt dan in de VS (China kwam lang voor het Westen uit de coronacrisis). Het is ook omdat het, door te proberen de onevenwichten nu al aan te pakken, hoopt het gevaar voor financiële instabiliteit op lange termijn te verkleinen, terwijl de Verenigde Staten daarentegen hun eigen onevenwichten verder uitdiepen.

In een al vertragende economie de schuldenlast verkleinen zonder het financiële systeem al te sterk te verstoren, wordt zeker een fikse uitdaging voor China. Dat de Amerikaanse voorkeur om de prijzen van financiële activa verder te laten oplopen op korte termijn een aanlokkelijker perspectief biedt voor beleggers, is begrijpelijk. Als China echter in zijn huzarenstuk slaagt, kan dat op termijn de algemene perceptie van het relatieve risico op financiële instabiliteit tussen China en het Westen ingrijpend wijzigen. Dat vraagstuk is zwaarwichtig genoeg om door langetermijnbeleggers nauwlettend te worden gevolgd. Heeft de Chinese aanpak succes, dan kan dat niet alleen de koersen van grote Chinese kwaliteitsbedrijven extra doen opveren, maar ook de renminbi en Chinese staatsobligaties ten goede komen.