Thom Wetzer: Risico’s klimaatverandering nog altijd onderschat

Thom Wetzer: Risico’s klimaatverandering nog altijd onderschat

Thom Wetzer

Door Joost van Mierlo
 
Overheden moeten eerlijker zijn over de kosten die gepaard gaan met klimaatverandering. Deze zouden weleens hoger uit kunnen vallen als gevolg van de nog altijd woedende pandemie. De pandemie biedt echter ook mogelijkheden om klimaatverandering versneld aan te pakken.

 
Dit zijn enkele prikkelende stellingen van Thom Wetzer, Associate Professor Economie en Recht aan de Universiteit van Oxford. Wetzer, die onder andere werkte bij zakenbank Goldman Sachs, koos ervoor de private sector te verlaten om onafhankelijk en diepgravend onderzoek te doen in Oxford.

‘Die onafhankelijkheid leek me de beste manier om een bijdrage te kunnen leveren aan de belangrijke thema’s waar we vandaag de dag mee worden geconfronteerd’, aldus Wetzer. Hij beschouwt Oxford als een uitermate stimulerende omgeving. ‘De collega’s en studenten zijn waanzinnig inspirerend. Bovendien word je hier niet in de hokjes van de verschillende vakgebieden geduwd. Je hebt de vrijheid om je te verdiepen in de onderwerpen die je interesseren en belangrijk vindt en je wordt aangemoedigd om te innoveren.’

Wetzer is de Oprichter en Directeur van het Oxford Sustainable Law Programme. Via dit instituut adviseert hij tal van overheden en publieke organisaties. De regering van de Amerikaanse president Joe Biden, het Britse Hogerhuis, de Verenigde Naties en het Nederlandse Ministerie van Financiën behoren tot de partijen met wie hij meedenkt.

Daarmee speelt Wetzer een actieve rol in de klimaatdiscussie die nu wereldwijd speelt. Dat klimaatverandering een probleem is waar hard aan gewerkt moet worden, is duidelijk. Dat dit voor beleggers relevant is, is ook evident. Maar toch worden de risico’s nog altijd onderschat, denkt Wetzer.

We gaan van klimaattop naar klimaattop met voortdurend nieuwe doelstellingen. Dat wijst er toch op dat het probleem van klimaatverandering serieus wordt genomen?

‘Het gaat om de vertaling van die doelstellingen naar de dagelijkse praktijk, ook op beleidsterreinen die ogenschijnlijk ver van het klimaat staan. Neem als voorbeeld de uitgifte van staatsobligaties. Die hebben een looptijd tot wel honderd jaar. Dat is een periode waarin men er zeker van kan zijn dat klimaatverandering een grote, misschien wel beslissende invloed zal hebben op de economische ontwikkeling van landen. Toch wordt er bij de uitgifte niet of nauwelijks aandacht besteed aan dit risico.’

Is dat een kwestie van niet willen of niet kunnen?

‘Het een sluit het ander niet uit. Het is zelfs mogelijk dat het probleem simpelweg onvoldoende op het netvlies staat. Maar wat de reden van de onachtzaamheid ook is: het is een problematische situatie. Het is bij de uitgifte van staatsobligaties duidelijk dat het klimaatrisico materieel wordt gedurende de looptijd van de emissie. Het benoemen van dergelijke risico’s in een prospectus dient ertoe beleggers te informeren en dat behoort tot de juridische plichten van de overheden die staatsobligaties uitgeven. Op basis van die informatie maken beleggers een risicoanalyse en stellen ze bijvoorbeeld de rente vast.’

Over wat voor kosten hebben we het hier eigenlijk?

‘Klimaatrisico’s zijn grofweg in twee categorieën te verdelen: fysieke risico’s en transitierisico’s. De fysieke risico’s, die optreden als gevolg van een veranderend klimaat, zijn helder. Het gaat dan om het stijgen van de zeespiegel, de grotere kans op droogte en meer extreem weer. Transitierisico’s zijn het gevolg van de verduurzaming van de economie. Om tot verduurzaming te komen, zal de economie immers fundamenteel moeten veranderen. Tal van ondernemingen die veel broeikasgassen uitstoten, zullen niet langer competitief zijn. Duurzame energie is op veel plekken al goedkoper dan fossiele brandstoffen en elektrische auto’s worden steeds betaalbaarder en aantrekkelijker. Dat is goed nieuws voor producenten van duurzame energie en elektrische auto’s, maar zal kostbaar zijn voor oliebedrijven en traditionele autofabrikanten.

De mate waarin fysieke risico’s en transitierisico’s de economie van landen raken, verschilt. Fysieke risico’s zijn helaas het grootst in de armste landen, die het minste hebben bijgedragen aan de klimaatverandering én de gevolgen het minst goed kunnen opvangen. In Nederland hebben wij de kennis, kunde en middelen om het gevaar van een stijgende zeespiegel relatief goed het hoofd te bieden. In andere rivierdelta’s, zoals Bangladesh, zijn de risico’s groter en is de capaciteit om je daartegen te beschermen in mindere mate aanwezig.

Ook transitierisico’s verschillen per land. Neem Saoedi- Arabië. Dat land is voor een belangrijk deel afhankelijk van de olie die het uit de grond ophaalt: een industrie die kleiner zal moeten worden om zo de klimaatdoelen halen. De economische transitie en de risico’s die ermee gepaard gaan, zijn daar waarschijnlijk meer ontwrichtend dan in andere landen.’

Welk voordeel heeft een land om de eerste te zijn om de kosten te bepalen die gepaard gaan met klimaatverandering?

‘Je zou kunnen denken dat landen er baat bij hebben te doen alsof de risico’s niet bestaan, bijvoorbeeld omdat beleggers dan een lagere rente zullen vragen. Maar de dagen waarin die logica opging, zijn inmiddels geteld. Beleggers zijn niet gek. Ze eisen steeds meer transparantie als het gaat om het in kaart brengen van risico’s. Op het moment dat een overheid die openheid biedt, wekt dat vertrouwen. Overheden die de risico’s niet onderkennen en geen plan hebben om daarmee om te gaan, schieten zichzelf dus uiteindelijk in de voet.

Internationale coördinatie is belangrijk. Het is nuttig voor beleggers als landen op een consistente manier communiceren over deze risico’s. Bovendien kunnen landen van elkaar leren bij het analyseren en beheersen van die risico’s. Zowel het IMF als de Wereldbank zien hier een taak voor zichzelf weggelegd en pakken de handschoen op.’

Beschikt de overheid eigenlijk wel over de juiste informatie?

‘In veel gevallen wel, maar soms is die informatie niet beschikbaar op de juiste plek. Denk aan Nederland. Met onze Rijkswaterstaat en de waterschappen beschikken we over een enorme hoeveelheid kennis rondom fysieke risico’s. Het Ministerie van Economische Zaken kent de economie door en door en werkt volop aan de duurzaamheidstransitie. Het is zaak dat dergelijke kennis wordt doorgegeven aan het Ministerie van Financiën, zodat die daar kan worden gebruikt om de economische implicaties van klimaatverandering in kaart te brengen en meegenomen kan worden in de financiële ramingen en bij het uitgeven van staatsobligaties.

Dergelijke coördinatie rondom klimaatbeleid binnen de overheid is essentieel, niet alleen in Nederland maar overal. In het Verenigd Koninkrijk is hiertoe het ‘Climate Change Committee’ opgericht. Goed voorbeeld doet, zo hoop ik, ook in Nederland goed volgen.’

Sinds de pandemie lijkt er geen eind te komen aan het vermogen van overheden om op de kapitaalmarkt te lenen. Wat betekent dat voor het klimaat-probleem?

‘Geconfronteerd met een immense uitdaging hebben overheden zich daadkrachtig getoond. Ook Nederland heeft veel geld geleend en geïnvesteerd, en hoewel het een zware tijd is geweest voor velen, is daarmee erger voorkomen. Dat biedt hoop. Tegelijkertijd moeten we ons ervan bewust zijn dat we dit niet eindeloos kunnen blijven doen. De staatsschuld loopt op en de rente, die nu nog historisch laag is, ook.

Met een klimaatcrisis voor de deur, die mogelijk nóg groter is dan de COVID-19-crisis, moeten we er dus voor zorgen dat het geld dat we nu uitgeven om de economie op gang te brengen, bijdraagt aan de klimaattransitie. Wanneer de staatsschuld stijgt en de rente toeneemt, wordt lenen weer duurder. Als we ons daar niet op voorbereiden, worden we straks, op de piek van de klimaatcrisis, met een kredietcrisis geconfronteerd.’

Hoe serieus is de zorg?

‘Wij hebben onlangs een artikel gepubliceerd in het vakblad ‘Nature’ waarin we die vraag beantwoorden. Onze analyse is dat de COVID-19-, klimaat- en kredietcrises elkaar kunnen versterken. Dit probleem wordt onvoldoende onderkend. Natuurlijk is de situatie van armere landen het meest precair, maar ook Nederland is niet immuun.’

Het afgelopen jaar hebben overheden vooral geld uitgegeven om bedrijven te redden en mensen te ondersteunen. Nu zie je dat er geld wordt opgehaald om de economie nieuw leven in te blazen. Wat betekent dat?

‘Hier liggen kansen. Als we het geld dat we nu hebben geleend op een verstandige manier uitgeven, maken we onze economie toekomstbestendig en meer bestand tegen klimaatrisico’s. Kijk naar de Verenigde Staten. Daar krijgt de duurzame economie een enorme stimulans. De Build Back Better-slogan wordt langzaam maar zeker realiteit. Het gaat dan vooral om investeringen in de infrastructuur en daar is groot onderhoud broodnodig. Iedereen die ooit op het vliegveld JFK bij New York is aangekomen, zal dat beamen. Maar het plan gaat verder: Joe Biden ziet dit als een kans om te investeren in de energie van morgen. Hij zet in op grote technologische doorbraken, op de elektrische auto, op beter openbaar vervoer. Natuurlijk moet het programma nog worden goedgekeurd door het Congres, maar de intentie is er en kan een voorbeeld zijn voor de rest van de wereld.’

Hoe doet Nederland het?

‘Er is ruimte voor verbetering. We hebben in Oxford gekeken naar de duurzaamheid van de steun- en herstelpakketten die gelanceerd zijn om de COVID-19-crisis het hoofd te bieden. Nederland bungelt ergens onderaan.

Maar er is vooralsnog geen reden tot paniek. Het grootste deel van het herstelpakket zal door het nieuwe kabinet worden opgesteld. Ik ben hoopvol gestemd over de intentie om dat pakket op een duurzame manier vorm te geven. Ons land is tot veel in staat. Denk aan het Deltaplan dat ons al decennia veilig houdt en aan het poldermodel dat ons al door vele grote transities heeft geloodst. Nu is het tijd voor een nieuw Deltaplan, dit keer voor duurzaamheid.’

Zijn beleggers bereid dat te financieren?

‘Zeker. Dergelijke investeringen, zeker als ze goed gecoördineerd worden, kunnen een hoog rendement bewerkstelligen. Bovendien is er een enorme belangstelling voor duurzame investeringen. Die is er ook bij pensioenfondsen. Er is een duidelijke wens om te investeren én goed te doen.

Nederland gaf in 2019 als eerste AAA-land een ‘groene’ staatsobligatie uit, waarbij het geleende geld wordt gebruikt om duurzame projecten te financieren. De interesse van beleggers was immens. Om dit te blijven doen is, opnieuw, de coördinatie rondom het klimaatbeleid binnen de overheid cruciaal.’

Is het niet al te laat?

‘Er moet veel gebeuren en de risico’s zijn aanzienlijk. We hebben niet de luxe om op onze lauweren te rusten. Laten we tegelijkertijd ook de kansen voor ogen houden. Waarom zouden we nog investeren in gas en kolen, als de toekomst ook duurzaam kan zijn?’

 

Thom Wetzer
Thom Whetzer werd in 1992 geboren in Nijmegen. Hij studeerde Economie en Rechten in Utrecht, Berkeley en Oxford en werkte bij onder meer Goldman Sachs, De Brauw Blackstone Westbroek en de Europese Commissie. Op zijn 27ste werd hij als Associate Professor Economie en Recht een van Oxfords jongste professoren. Hij richtte onder meer het Oxford Sustainable Law Programme op en werd daarvan Directeur. Verder adviseert hij overheden, internationale organisaties en bedrijven over de hele wereld.

Attachments